Home
onderwerp B
onderwerp C
onderwerp D
onderwerp E
onderwerp A
onderwerp A
onderwerp F
onderwerp G
Sense Making
De maakmethode 'Sense Making' doet mij ergens wel denken aan hoe ik zelf in mijn kunst te werk ga, hoewel mijn insteek vaak niet zozeer bestaat uit het letterlijk maken van objecten uit materialen, maar gaat het voor mij meer over het doen en een relatie met de omgeving aan te gaan. Door dat te doen ervaar ik dingen en komen bepaalde sociale- en culturele eigenschappen aan het licht. Wat ik hier zelf van leer is niet zo simpel te benoemen. Het kan gaan over bepaalde merken sigaretten waarvan ik lege verpakkingen op de straat zie liggen. Of hoe mensen op mij reageren als ik ze iets vraag. Door veel naar de straatoppervlakte te kijken zie ik dat er in bepaalde delen van de stad veel zwerfafval ligt. Het is voor mij dus niet zo expliciet wat ik precies ontdek. Dit staat open en is ook niet direct mijn doel. Het gaat voor mij vooral om de ervaring. Leren door te ervaren? En dat wat je ervaart kun je op een bepaalde manier plaatsen en krijgt daardoor een bepaalde betekenis over hoe je naar het leven en de samenleving of de wereld kan kijken.
Trail of Trashure, performance van ieke Trinks, Bubbly Creek Performance Art Assembly, DfbrL8r, Bridgeport, Chicago, 2019
onderwerp H
Open-ended

De Engelse term 'open-ended' doemt de laatste tijd vaak op. Kortgeleden nog tijdens een ontwikkels-frutsel-knoei-ochtend ter onderzoek voor Alle Ruimte's educatief "product". Marieke Haandrikman (Alle Ruimte) vertelde over Chantal van Heeswijk's tip om 'open-ended' materialen te gebruiken, omdat deze veel meer de fantasie prikkelen. Maar wat zijn 'open-ended' materialen? Ik meen dat het materialen zijn die niet zo goed zijn te definiëren. Materialen waarvan hun doel niet duidelijk te plaatsen zijn. Materialen die niet direct ergens op lijken.

Niet lang daarna las ik in de NRC van 11 en 12 december de essay van Christiaan Weijts met de titel 'Gamen is geen spelen'. Ook hier wordt de term 'open-ended' genoemd, deze keer in de context van het ontwerpen van speelgoed door Cas Holman. Haar missie is om speelgoed te ontwikkelen dat niet doelgericht is, niet afgebakend, zoals meeste fabrieksspeelgoed met gezichtjes zijn. Dit laatste zou volgens haar de verbeeldingskracht beperken.

Hier kan ik iets mee. Ook brengt me dit bij de dinsdagavond gastspreker Matthijs Beil over Gamification. Volgens hem is het game element belangrijk om leerlingen te motiveren en te laten presteren. Het "moeten" presteren. Zo kwam bij mij deze presentatie van Beil een beetje over. Maar ik begreep de enthousiasme voor het spelelement om in de lessen de intrinsieke motivatie aan te wakkeren. Het game element maakt volgens Beilen de lessen minder saai en maakt leerlingen nieuwsgierig i.p.v. dat ze in de kopieer-modus gaan. Weijts schrijft over het verschil tussen play, dat vrij spelen blijft, waarbij geen doel is vastgesteld. Daarnaast zet Weijts het gamen, waarbij een scenario is uitgedacht die je als speler doorloopt totdat je het hele spel hebt volbracht en waarvan de uitkomst vast ligt. Dus volgens Weijts wordt er minder nieuwe wegen belopen en wordt er ook minder aanspraak gemaakt op de fantasie en het creatief vermogen.

Hier ligt een interessante spanningsveld tussen het vastgelegde en het 'open-ended'. Een schuifje waaraan je als maker, educator maar ook als speler mag schuiven.
Makersonderwijs

Met dit onderwerp zijn we al enige tijd in de studie bezig. Maar dit is ook het onderwerp dat mijn denken nog niet voldoende heeft weten te beroeren. Misschien ligt dit aan mijn houding of denkwijze. Soms zie ik alleen een bos, maar geen bomen. Ik kan maar moeilijk een verschil zien, wanneer we spreken van makersonderwijs in het kunstonderwijs en wanneer er sprake is van geen makersonderwijs. Zijn we in het kunstonderwijs niet continue met makersonderwijs bezig? Waar blijft het kwartje. Ach ja, kwartjes hebben we allang niet meer. En straks misschien niet eens meer contant geld.

Maar ik wil dit begrijpen. Dus ik stel mijzelf de vraag: waarom wordt er aan de student docentenopleiding beeldende kunst en vormgeving gevraagd hierover na te denken? Och ja, natuurlijk want dit is het vierde jaar, het jaar van het afstuderen. En wat wij doen is het makersonderwijs. Het is misschien wat minder makersgericht wanneer je alleen theorie aan het geven bent. Dan zou je kunnen spreken van onderwijs zonder maken. Ik ben een maker, niet zozeer met tastbare materialen om die fysiek tot iets anders te manipuleren. Meer ben ik een maker van immateriële werken, met hier en daar wat verzamelde materiaal plaatsend in een veranderende context. Dus hier mijn conclusie: denkende vanuit het kunstonderwijs zet ik als maker ook anderen aan tot het maken, ook al komt daar soms weinig tot geen materiaal aan te pas. Wel het eigen lichaam, het denken over ideeën en vaak een locatie als context komen aan de orde.

Ik ben met onderwijs bezig, en sinds deze studie heeft onderwijs voor mij een nieuwe wending gekregen. Ik maak andere lessen en ik durf langzaam en zeker meer mijn "eigenheid" toe te laten. Dit komt mede door de input die ik via de studie krijg, maar ook door mijn medestudenten en collega's in het veld. Maar de ervaring die ik nu aan het opdoen ben loopt naar mijn gevoel achter met de ontwikkeling van een visie op het kunstonderwijs. En ergens moet er een visie zijn om te kunnen bepalen hoe je als maker of het makersonderwijs wilt benaderen of inzetten.
Terugblik op het Makersonderwijs

Ik haal uit mijn notities:
Wie wil ik zijn in het onderwijs?
Hoe geef ik les als maker?
Hoe doorbreek ik de bubbel, hoe kijk ik verder dan mijn eigen kennis en kunnen?
Het makersonderwijs kan ook gezien worden als maker van educatieve producten voor in het kunstonderwijs.
Maken & Prototypen: Maken door inzichten te krijgen en te testen.
Als maker kan ik mezelf niet los zien. Ik neem mee wie ik ben, wat ik doe en wat ik heb gedaan.